Als een stukje van een stolsel of een stolsel loslaat in het hart of in de halsslagader kan dit vastlopen in de verderop gelegen slagader van de hersenen. We spreken dan van een hersenembolie. Als een embolie een slagader van de hersenen afsluit, kan dit aanleiding zijn voor een herseninfarct. Afhankelijk van de grootte van het bloedvat en de plaats in de hersenen waar het stolsel vastloopt, doen zich verschijnselen voor als bewusteloosheid, lichte tot ernstige spraakstoornissen of verlammingen. Indien de gevolgen zich binnen 24 uur herstellen noemen we het een TIA. Bij blijvende gevolgen spreken we van een CVA. Als de patient direct na start van de symptomen naar het ziekenhuis komt, kan deze tot 4,5 uur na het ontstaan van de klachten met 'intraveneuze trombolyse' worden behandeld. Dit is een stolseloplossend medicijn dat via een infuus wordt gegeven. De oorzaak van de hersenembolie bepaalt welk antistollingsmiddel de neuroloog zal voorschrijven. Ter voorkoming van een nieuwe trombose in de hersenen kan de neuroloog aspirine dan wel antistollingsmiddelen als acenocoumarol of fenprocoumon voorschrijven.