Het is het jaar 1870, de tijd van de industrialisatie. In plaats van thuis wol wassen, kammen en verven, spinnen en weven, wordt het werk gedaan door grote machines in enorme hallen. Voor de fabrieksbazen heel gunstig en lekker goedkoop maar voor de arbeiders was het een hel, vooral voor de kinderen. Francine Prattenburg is zeven als ze begint met haar werk in de fabriek. Samen met de rest van haar gezin begint ze elke ochtend om zes uur met werken. De omstandigheden in de fabriek zijn verschrikkelijk. De dominee probeert er wat aan te doen.....