Als je diabetes hebt, zijn er momenten waarop je een te hoge bloedsuiker (hyper) of te lage bloedsuiker (hypo) hebt. De hoeveelheid suiker in het bloed verandert steeds. Dat komt bijvoorbeeld door eten, drinken, bewegen, stress, emoties of een griepje. Een te lage bloedsuikerspiegel heet hypoglykemie, of kort gezegd hypo. Een te hoge bloedsuiker heet hyperglykemie, afgekort tot hyper. De twee termen horen we steeds terugkomen als het gaat om diabetes. Maar wat is nou het verschil? En welke symptomen horen bij een hypo en een hyper? Diederik Jekel legt in dit filmpje uit hoe je een hypo en een hyper herkent en hoe je ze onderscheidt. De hoeveelheid suiker in je bloed verandert constant. De koolhydraten uit de boterhammen of de aardappelen die je dagelijks eet, worden door je darmen verteert tot suiker. De suiker komt dan in je bloedbaan terecht. Het hormoon insuline zorgt er normaliter voor dat de hoeveelheid suiker weer daalt en zorg voor een soort evenwicht. Bij mensen met diabetes kan het echter voorkomen dat dit mechanisme niet goed werkt, waardoor er teveel glucose in het bloed blijft (boven de 9 mmol/l). Dit noemen we een hyper. Je merkt dit zelf doordat je vaak moet plassen, veel dorst hebt, vermoeid bent en een droge tong hebt. Als een hyper lang duurt, kun je zelfs in coma raken. Bij een hypo is het eigenlijk precies andersom. Als je een tijdje niet hebt gegeten of flink hebt gesport, is je bloedsuiker laag. Bij mensen met diabetes is de afgifte van insuline vaak verstoord. Hierdoor heb je soms juist teveel insuline en te weinig glucose in je bloed (onder de 4 mmol/l). Dit noemen we een hypo. Je merkt dit bijvoorbeeld doordat je gaat trillen, zweten en flinke hoofdpijn hebt. Ook komen duizeligheid, vermoeidheid en een wisselend humeur voor. Als je niets aan de hypo doet, kun je verward of zelfs in coma raken. Meer weten over de hypo en de hyper? Kijk op: www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/dagelijks-leven/hypo-s-en-hypers